Bemaling polders Rijsoord en Strevelshoek
Er zullen maar weinig mensen zijn die deze foto herkennen. Het is namelijk een interieur van het stoomgemaal aan de Waalweg, daterend van voor 1929. Mijn vader Matheus de Jong, Teeuw genoemd, was machinist in het poldergemaal dat daar in 1882 was gebouwd ter vervanging van de tot dan toe gebruikte windbemaling. In 1882 was de met steenkolen verkregen stoom de normale drijfkracht voor machines en werktuigen. De electriciteitsindustrie stond pas in de kinderschoenen om maar helemaal niet te spreken over benzine of ruwe olie als motorbrandstof.
Veel mensen meenden dat stoom altijd wel zou blijven en niet te overtreffen was. Er ontstonden uitdrukkingen als "dat gaat met stoom" om snelheid aan te duiden en ook nu nog kun je in de krant bijv. lezen "Reagan laat een oorlogsschip opstomen naar de Libanese wateren". Opstomen betekent hier alleen maar dat het met spoed gebeurt en het is best mogelijk dat het schip door kernenergie wordt aangedreven.
In 1929 kwam voor het stoomgemaal aan de Waalweg het einde en het werd ter plaatse niet meer vervangen, omdat elders een groter gemaal tevens de polders Rijsoord en Strevelshoek ging bemalen. De machinerie werd uitgebroken maar het pand bleef bestaan en na eerst bewoond te zijn geweest door J. Legerstee, woont er nu R. Liebeek. Mijn vader is geboren in 1879 en is in het watermachien opgegroeid. Kort na 1900 kreeg hij zijn vaste aanstelling als machinist.
Het was in die tijd hard aanpakken, vooral in perioden met zware regelval. Het watermachien kon het dan niet voorgemalen krijgen en er moest dag en nacht worden doorgedraaid. Soms stond een machinist 36 uur aan één stuk. Ik heb mijn vader eens horen zeggen dat hij een hele week had gemalen zonder stoppen. Dat was in 1903 en drie zwagers van hem kwamen om de beurt om hem wakker te houden. Hij had alleen een emmer water in de hoek om wat op te frissen! Toen de week om was zakte hij in elkaar en kwam in bed terecht. De benodigde steenkolen, waarvan l mud per uur nodig was, als de machine op volle kracht draaide, werden per schip aangevoerd vanaf Mijnlief in Krimpen. De schippers (o.a. Van den Heerik) werden in Oostendam geschut door de sluis en konden toen nog onder de Rijsoordsebrug doorvaren. De Rijksweg 16 was er nog niet. Mijn vader deed na de opheffing van het gemaal ander polderwerk als wateringen schoonhouden, onderhoud van grindwegen, enz. Hij is op 3 december 1966 op 87-jarige leeftijd overleden.
Mijn grootvader Cornelis de Jong (Kees de Molenaar) heeft het windtijdperk nog meegemaakt. De oude watermolen kon natuurlijk niet gesloopt worden voordat het stoomgemaal functioneerde. Maar ook daarna heeft het nog lange tijd geduurd. Eerst na 1900 is er een huis gebouw voor mijn vader ter plaatse van de vroegere molen. Nu woont er G. v. Turenhout.
Ik ben daar geboren en nu 75 jaar oud. Al in de kinderstoel werd ik vertrouwd gemaakt met het gemaal en ik heb het vak dan ook van mijn vader geleerd. Toen ik 18 jaar was werd mij een examen afgenomen door lieden uit het Polderbestuur, die er zelf geen verstand van hadden. Maar goed, ik slaagde en werd hulpmachinist. Dat was in 1926.
Mijn vader moest nogal eens op zondag malen en daar had ik nu juist een hekel aan. Maar ja, ik moest in elk geval tot de middag blijven en ik herinner me een voorval uit die periode. Ik was op zaterdagavond om 11 uur thuis gekomen van een uitvoering en mijn vader lag al te bedde. Ik ben toen stil het huis uitgegaan en ben gaan stoken. ’s Morgens was het water al een flink stuk gezakt zonder dat vader het wist. Toen ik weer binnenkwam werd hij wakker en vroeg: ''Wat ben jij aan het doen?" Toen ik het hem vertelde vroeg hij: "Gaat alles goed" en ik: “Waarom niet?" Ik dacht dat ik aardig mijn best had gedaan voor hem. Toen kreeg ik te horen: “Als ik het geweten had, had je het niet mogen doen" .Ja, ja!
Dit artikeltje werd geschreven door C. de Jong en stond op 29 september 1983 in De Combinatie |