Archiefstuk van de Week Naar Index Naar Begin Pagina
Barkschip Whampoa, kapitein J.W. Butner


Scheepswerf van Jan Smit Fopzoon

In het jaar 1835 kocht de bekende scheepsbouwer Fop Smit van de Kinderdijk een buitendijks gelegen terrein te Slikkerveer om zich ook daar te gaan toeleggen op de bouw van zeeschepen voor de grote vaart. In de Napoleontische tijd was de Nederlandse vloot danig in omvang geslonken en het herstel ging niet vlot. Ofschoon Fop Smit al in 1807 met het. werfje van zijn vader was gestart, duurde het nog tot 1827 aleer hij zich waagde aan de bouw van Oost-Indiëvaarders.

De werf te Slikkerveer kwam onder leiding te staan van zijn zoon Jan (1811-1877) en deze begon aanstonds met de bouw van zeeschepen. In die tijd uitsluitend van hout. Opdrachten kwamen o.a. van de heren Ruys (waaruit later de Rotterdamse. Lloyd is ontstaan) en de schepen dienden zowel voor vervoer van vracht als van passagiers. De route naar Indië liep langs Brazilië - Sint Helena en Kaap de Goede Hoop. Het Suez-kanaal bestond immers nog niet en is trouwens voor zeilschepen minder geschikt.
Als bijzonderheid uit deze periode vermelden wij dat op 16 maart 1843 te Slikkerveer de kiel werd gelegd voor een Oost-Indiëvaarder met geen ander doel dan werkverschaffing aan een aantal mensen zonder middelen van bestaan.

Ook toen dus al crisistijd. Nadat het schip op 31 juli 1844 onder de naam De Drie Gebroeders was te water gelaten is het gaan varen onder de vlag van Wim Ruys. Het eigendom van het schip was verdeeld in 32 porties waarvan van Fop Smit er 15 behield en zoon Jan 4. De bouwers bleven dus voor meer dan de helft eigenaar, ook nadat in 1846 Fop Smit 2 aandelen aan Joh. Ruys had overgedragen.
Zonder enig ander vermogen dan de wind voer men vele reizen naar China, Afrika en Amerika met goederen (vooral thee en zijde) maar ook met landverhuizers naar New York. Het schip was bewapend met 2 kanonnen en op de bouwrekening vindt u dan ook een Post voor kruit en kogels. Ook informeert de bouwrekening ons over de toen geldende lonen op een zeilschip. Een volmatroos verdient f 20,- een bootsman f 35,- timmerman f 40,- hofmeester f 18,- kok f 28,- 3e stuur f 16,- 2e stuur f 35)- 1e stuurman f 60,- en de kapitein f 100,-..
Alles per maand natuurlijk. De baastimmerman had het ongeluk uit de grote mast te vallen en dood te blijven. De 2 maanden gage à f 45,- die hij in voorschot had ontvangen behoefde de weduwe niet te restitueren en bovendien kreeg zij nog een gratificatie van f 50,-. De begrafeniskosten met inbegrip van de kist en de recognities in Rotterdam werden door de scheepswerf betaald. Zij beliepen in totaal de som van f 37,50.

De afbeelding hierboven is van het barkschip Whampoa, gebouwd te Slikkerveer in 1848. Whampoa was en belangrijke havenstad in China, niet ver van Kanton, en vandaar werd veel thee naar Europa verscheept. Om van Rotterdam in zee te geraken moesten destijds de schepen door het Voornse kanaal geschut worden, omdat de oude zeeweg langs Den Briel te ondiep was geworden.
In Hellevoetsluis werd de Whampoa opgepikt door de stoomsleepboot Kinderdijk van Fop Smit, die de zeilschepen naar open zee placht te slepen en ook omgekeerd. Het is duidelijk dat niet altijd op een gunstige wind kon worden gewacht en de stoomsleepdienst was een onmisbaar instituut geworden. Ook nu nog is de naam SMIT over de gehele wereld onlosmakelijk verbonden aan slepen en berging.

In het archief van de Stichting Oud Ridderkerk vonden we dit verhaal dat werd geschreven door J. van der Es.

Pagina Omhoog