Archiefstuk van de Week |
Fragmenten uit: herinneringen aan mijn 50-jarig dienstverband van 20 augustus |
Toen ik ging werken (20-8-1876) werd ik aangenomen door de heren B. Bakker en Han van Capelle, de compagnon van de heer Bakker. De Fabriek bestond uit de gieterij en draaierij en timmerloods, alles maar heel klein, want de voornaamste industrie was vlasbewerking. Voor bij de poort der fabriek lag de stoommachine, die alles dreef. De Gieterij stond langs het water, de z.g. Kulk, terwijl de draaierij vast aan de vlasserij stond. Er stond een grote perzikboom aan de muur en tussen de gieterij en de draaierij was een hoek tuin waar kool, peen, knollen enz. groeiden, soms lag het schroot en het piekijzer er ook in. Het was altijd erg druk, de werktijd was van 's morgens 5 uur af, om 9 uur eten, half tien weer beginnen tot 's middags 2 uur, om 3 uur weer beginnen tot 's avonds 7 uur. 's Zaterdags dan werkten we tot 5 uur 's avonds, maar er werd ook wel eens 's nachts gewerkt en dan moest ik ook blijven, hoewel ik nog niets anders kon doen dan bijlichten bij de baas met zo 'n stinkende tuitlamp. Mijn loon was 2 gulden per week vast geld, maar 's nachts werkte ik voor de prins, maar dat duurde niet lang of ik kreeg daar toch iets voor. Dit is de eerste aflevering van een serie van 6 artikelen omtrent bovengenoemd onderwerp en werd eerder |