Archiefstuk van de Week in 2008 |
Het met de hand opbinden van de vlasschelven door middel van de zogenaamde biesbanden |
Archief: 1025.101.086 Kommer en kwel in Ridderkerk (deel 2) Eind september 1845 gaan onbevoegden de aardappels eerder rooien dan dat het de bedoeling van de rechtmatige eigenaar is. De gemeenteraad overweegt eerst om gebruik te maken van een verordening uit 1831 om personen aan te wijzen die als nachtwaker moesten gaan optreden. Dat besluit wordt toch niet genomen omdat dan te veel mensen zouden moeten worden aangewezen, die bovendien behoorlijk voedsel en kleding ontbeerden. Als de gegoeden hun bezit wilden beschermen, moesten ze dat maar uit eigen beurs betalen. In november 1845 werd de situatie nijpend, het Armbestuur kon de aanvragen voor hulp niet meer aan. Uit onderzoek bleek, dat ongeveer !/3 deel van de huishoudens onvoldoende inkomsten had om het nodige voedsel te kunnen kopen. De gemeenteraad besloot om voor die gezinnen per week het navolgende te verstrekken: Het plan kon niet uitgevoerd worden, want al in december bleek, dat de meeste behoeftige de 38 cent niet konden betalen. Nu werd besloten, dat de gemeenteraadsleden ieder een mud paardebonen kregen om dat te verdelen onder de gezinnen die het naar hun oordeel nodig hadden en verder kwam de zorg terecht bij het Armbestuur. Verzoeken aan de provincie om een subsidie hebben geen resultaat. Om de hoofdelijke omslag steeds maar te verhogen leverde het gevaar op, dat de weinige welgestelde deze gemeente zouden verlaten en dat was helemaal desastreus, zo overwoog de gemeenteraad. Een mogelijkheid was om een rentelening uit te schrijven, waar ook niet ingezetenen op konden inschrijven. Ook dat werd niet uitgevoerd omdat men dan in handen zou vallen van kapitalisten, die om geen andere reden geld zouden lenen dan voor een zo hoog mogelijke rente. En dan lees je weer, dat de gemeenteraad met genoegen heeft kennis genomen van het feit, dat Mr. Otto Paulus Baron Groeninx van Zoelen van Ridderkerk de gemeente een geldlening heeft verstrekt van fl. 7000,- Het duurde tot 1850 voor er weer een situatie ontstond die niet meer tot een uitzonderlijke armoede leidde. Bijna 40 jaar later wordt er door het Rijk in Ridderkerk een onderzoek gedaan naar de omstandigheden waaronder de mensen in de vlasserij moeten werken. In die tijd kwam er steeds meer industrie in deze omgeving. Men kon al gauw f. 6,50 in de week verdienen en dat voor minder uren werken. Er moest dan wel over grote afstanden gelopen worden om bij het werk te komen. Helaas, voor veel gezinnen bracht dat toch geen uitkomst. Drankmisbruik was schering en inslag met alle gevolgen van dien. T.P. Verhoeff Bron: Het archief van de amateur-historicus J.van der Es. Dit archief bevindt zich in de Ridderkerkse Oudheidkamer. Dit artikel verscheen eerder in De Combinatie van 23 februari 2006 |