Archiefstuk van de Week Naar Index Naar Begin Pagina
De plaat toont enkele wegers op de brug, d.i. het gelijkvloerse plateau van een soort bascule, waarvan de rest is opgeborgen in het huisje op de achtergrond. De zittende weger is Arie de Heer, die door zijn reuma gedwongen was geworden om zijn baan als havenmeester op te geven.                 


De weegbrug aan de Havenkade

Het was op 22 december 1898, dat de heer Gerrit Groenenboom Czn. zich tot de gemeenteraad wendde met het verzoek om hem toestemming te verlenen voor het plaatsen van een weegbrug aan de havenkade. Deze besloeg een oppervlakte van 5 m lengte bij een breedte van 2 m en zou "ter diepte" van één meter worden aangelegd. Hij wilde de daarvoor benodigde grond van de gemeente voor 25 jaar huren. Maar zijn mening voorzag de weegburg in een dringende behoefte. De gemeente had het perceel grond van het Kerkbestuur der Nederlands Hervormde Gemeente te Ridderkerk bij de overeenkomst van 20 april 1904 voor de tijd van tien jaar gehuurd. Het gemeentebestuur verzocht aan het Kerkbestuur of er bezwaar tegen de verhuur van een gedeelte aan de heer Groenenboom bestond. Daar werd geen bezwaar tegen gemaakt.

Wel werd bedongen, dat de aan de gemeente te betalen huur "gelijkelijk" werd verdeeld. In de raadsvergadering van 24 februari 1909 deelde de voorzitter mede, dat het college van burgemeester en wethouders voorstelde de gevraagde vergunning met de daaraan verbonden voorwaarden te verlenen. Daaronder was het betalen van een recognitie van f 10, - per jaar en het was tot wederopzegging. Omtrent zo'n weegbrug was elders een onderzoek ingesteld en de ontwerpvoorwaarden stonden daarmede enigszins in verband.
Opgemerkt werd, dat het bedrag van f 10, - zeker niet te hoog was. Voor de weegbrug bij de tramhalte aan de Lagendijk werd aan de trammaatschappij wel f 25,- betaald. Sommige voorgestelde voorwaarden werden over het algemeen nogal bezwarend gevonden. De vergunning ware voorlopig voor één jaar te verlenen. Ook het voorgestelde bedrag der recognitie zou voorlopig op het bepaalde bedrag gehandhaafd kunnen worden. Hierbij werd het belang van de handel en de industrie betrokken. De vraag werd gesteld of het niet gewenst zou zijn om zo’n weegbrug geheel vanwege de gemeente te exploiteren. Bedenking bestond tegen de voorgestelde bepaling, dat de vergunning tot wederopzegging zou worden verleend met de verplichting tot het ontruimen binnen één maand zonder dat aanspraak gemaakt kon worden op enige vergoeding of schadeloosstelling. Sommige voorwaarden zouden voor de adressant minder aantrekkelijk zijn. -In verband met de gehoorde discussie en overwegingen stelde de voorzitter voor om de vergunning voor de tijd van vijf jaar te verlenen tegen een bedrag van f 10,-per jaar.

Dit voorstel werd bij acclamatie aangenomen. Onderwijl werd door het college van B. en W. met de heer Groenenboom overleg gepleegd. Op zijn verzoek zou de vergunning voor 15 jaar worden verleend.
In de raadsvergadering van 8 april 1909 kwam het nemen van een definitief besluit aan de orde. Het college van B. en W. stelde voor de vergunning voor 15 jaar te verlenen. Nadat nog wat bezwaren naar voren waren gebracht en deze door de voorzitter werden weerlegd, werd besloten aan de heer Gerrit Groenenboom vergunning tot het plaatsen van een weegbrug aan de havenkade te verlenen onder de volgende voorwaarden: De vergunning werd geacht voor de tijd van 15 jaar te zijn verleend.
Het oprichten op het bedoelde terrein zou geschieden op de door het college van B. en W. aan te wijzen plaats. De open afritten moesten worden bestraat. De gehele, inrichting zou steeds op zijn kosten behoorlijk worden onderhouden. Een meerderjarig en beëdigd persoon zou belast worden met de bediening.

Tenminste éénmaal per jaar zou, op zijn kosten en ten genoegen van het gemeentebestuur, de inrichting onderzocht of gecontroleerd moeten worden. Met ingang van het jaar 1909 moest vóór 31 december een bedrag van f 10, - worden betaald t.w. voor de ene helft of vijf gulden ten kantore van de gemeenteontvanger en voor de andere helft tof vijf gulden aan het Kerkbestuur der Ned. Herv. Gemeente te Ridderkerk. Alle schaden of ongevallen, die aan de "kade of de beschoeiing ontstonden, tengevolge van de aanleg of het bestaan van de weegbrug, kwamen ten laste en voor risico van de vergunninghouder. Deze zouden terstond ten genoegen van het college van B. en W. moeten worden hersteld of vergoed. Bij gebleken noodzakelijkheid zou hij verplicht zijn, binnen een maand na het opzeggen vanwege het gemeentebestuur, de inrichting op te ruimen en alles ter plaatse weer in de vorige toestand terug te brengen.

Dit zou geschieden op zijn kosten zonder enig recht of enige aanspraak op vergoeding of schadeloosstelling vanwege de gemeente te kunnen doen gelden. Deze voorwaarden en bepalingen zouden te. allen tijde door het gemeentebestuur herzien of aangevuld kunnen worden, wanneer de ondervinding de noodzakelijkheid daartoe had aangetoond. Met het op- of inrichten van de weegbrug zou niet begonnen mogen worden voordat door de vergunninghouder aan het gemeentebestuur een akte op zegel was overgelegd, waarbij hij verklaarde deze voorwaarden en bepalingen aan te nemen en die te zullen naleven.
De heer Groenenboom deelde op 9 september 1909 aan de gemeenteraad mede, dat hij met de voorwaarden genoegen nam en zich verbond alle bepalingen te zullen nakomen.

Dit stuk werd eerder geplaatst in de Combinatie van 28 april 1983 en is geschreven door de heer J.W.A. van der Blom.

Pagina Omhoog